Gedicht van Kees voor zichzelf (Kees) Oh, lichtbruine pruimpriemel, Wat beobachtet zie nu? Wat blaft mijn maneschijn, Wat hoest mijn konijnehoed? In een drie-draaier vond ik getalletjes, met een waterkanon bedrijf ik oliegargisme. Toch bibbert mijn rokvastheid in't fluwelen kakkerlakker exoskeleton, zoals Zans van Honneveldt weet. Vier twee drie, hoeveel is pi, en poep rijmt op koek, behalve dat het een 'p' is.